Site voor de 40-jarige Haagse Wetswinkel

Met achtergrond, fotomateriaal en een verslag met foto's van een symposium over rechtshulp

Site voor de 40-jarige Haagse Wetswinkel

Met achtergrond, fotomateriaal en een verslag met foto's van een symposium over rechtshulp

Verslag Haagse Wetswinkel 40 jaar
Stacks Image 103
Stacks Image 113

Klik op een foto voor een vergroting.
U kunt de foto's een voor een bekijken of direct door het album van de foto's op deze pagina bladeren.
Alle foto's © Robert Huiberts

Stacks Image 512
Stacks Image 417

Veertig jaar Haagse Wetswinkel
door Ronald Huissen


De Haagse Wetswinkel (HWW) vierde op 26 oktober 2012 dat de HWW inmiddels veertig jaar gratis rechtshulp verleent aan burgers in en rond Den Haag. Een viering met een sombere ondertoon, want het ideaal van een voor iedereen toegankelijke rechtshulp staat onder hogere druk dan ooit.

De hedendaagse wetswinkeliers, rechtenstudenten van diverse universiteiten, ontmoetten in Theater Concordia in Den Haag hun voorgangers, waaronder academici, (top)advocaten en zelfs een enkele rechter, die in de afgelopen veertig jaar Hagenaars gratis van advies en rechtsbijstand voorzagen en zo praktijkervaring opdeden in het afhandelen van juridische casussen.

Het drieluik aan kwesties dat op het symposium centraal stond luidde: Wat is er terecht gekomen van de idealen die de oprichters van de wetswinkel inspireerden, hoe is de huidige stand van zaken als het gaat om toegankelijke en betaalbare rechtshulp, en hoe kan de wetswinkel ook in de toekomst zijn rol als onafhankelijke, laagdrempelige voorziening blijven vervullen?

Na 40 jaar terug bij af?

Bij aankomst krijgen aanwezigen direct een somber beeld van de huidige stand van de rechtstoegankelijkheid gepresenteerd. “De stappen die de afgelopen veertig jaar zijn genomen om de toegang tot het recht te bevorderen, worden vandaag de dag in rap tempo afgebroken”, constateert het huidige bestuur van de Haagse Wetswinkel in het manifest dat voorafgaand aan het symposium aan wethouder
Rabin Baldewsingh als vertegenwoordiger van het college van burgemeester en wethouders werd overhandigd en naderhand zal worden verspreid onder Tweede Kamerfracties.

Penningmeester
Maarten Buddingh’ van de HWW somt een waslijst aan wetswijzigingen op die de afgelopen jaren de financiële drempel voor minder vermogenden aanzienlijk hebben verhoogd. Dit in combinatie met een dreigende subsidiestop voor de wetswinkel, zorgt ervoor dat de toegang tot het recht “in gevaar is”. Het bestuur roept het college van Den Haag dan ook dringend op om de wetswinkel in de toekomst te blijven steunen.

De wethouder loofde in zijn reactie de winkeliers, die “duizenden Hagenaars gebruik hebben laten maken van hun expertise en solidariteit. De behoefte aan die solidariteit was veertig jaar geleden groot en nu is dat nu nog.” Wel is het volgens
Baldewsingh, die overigens zelf de subsidiëring van de wetswinkel uit het gemeentebudget schrapte, een hell of a job om te kijken hoe de wetswinkeliers in de toekomst hun werk kunnen blijven doen.

Werd dit jaar de Haagse Wetswinkel al uit haar eigen pand verplaatst naar de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag, ook wat organisatie betreft zou de wetswinkel ingebed moeten worden in het gemeentelijk beleid. “Ik wil aansporen tot een intensievere vrijage met bijvoorbeeld het project Den Haag op Maat om te kijken of we een win-win situatie kunnen creëren.” Waarmee hij in feite een einde impliceerde voor de onafhankelijke rol die de wetswinkel op dit moment vervult in zowel de eerste- als tweedelijns rechtshulp.

Stacks Image 307
Stacks Image 451

Studentikoze ambitie

Streden wetswinkeliers van het eerste uur voor verandering, vandaag de dag lijken ze vooral tegen achteruitgang te moeten vechten. Het is wellicht het grootste verschil tussen de twee generaties die elkaar deze dag troffen; de tijdgeest. Volgens
Niek Roos, voorzitter in 1973 en 1974 en de eerste spreker op het symposium, kan de oprichting van de wetswinkel niet los worden gezien van de fase waarin de samenleving destijds verkeerde.

Een periode waarin “verzet ontstond tegen machtsverhoudingen binnen instituties”, zoals
Roos het verwoordde in zijn inleidende speech. “Dat virus sloeg ook toe op de juridische faculteiten in ons land.” In een tijd waarin de sociale advocatuur nog in haar kinderschoenen stond en het voor een advocatenkantoor not done was om procedures in het sociale zekerheid- of arbeidsrecht te behandelen, kozen rechtenstudenten in plaats van verandering binnen de bestuurslaag na te streven, voor een constructieve aanpak.

Roos: “Er waren weliswaar wetten en rechten, maar het krijgen van je recht viel voor de gewone man niet mee. Het instituut van de advocatuur bood geen gemakkelijke toegang voor minder vermogenden in een kwetsbare positie.” In de geest van de aanklacht ‘De balie, leemte in de rechtshulp?’, het roemruchte zwarte nummer van het juridische tijdschrift Ars Aequi uit 1970, ontsproten in verschillende plaatsen in het land wets- of rechtswinkels, gerund door studenten die toegankelijke rechtshulp wilden aanbieden voor de ‘gewone man’.

Wat de Haagse Wetswinkel daarin uniek maakte, is dat deze niet was ondergebracht bij een universitaire rechtenfaculteit en de wetswinkeliers derhalve niet over de vanzelfsprekende faciliteiten beschikten die hun collega’s in universiteitssteden wel hadden.

Een gemeentebestuur dat niet direct staat te springen om financiële steun te bieden is een probleem dat sinds de oprichting als een rode draad door het bestaan van de wetswinkel loopt. Al in september 1973, anderhalf jaar na de opening, zit de winkel ‘op zwart zaad’, zoals de Haagse Courant destijds meldde.
De subsidieaanvraag, die al voor de opening van de wetswinkel was ingediend, kreeg geen gehoor en burgemeester Marijnen stelde dat het “niet op de weg van de gemeente ligt om subsidie te verlenen aan de stichting”. Na een alarmerende brief aan het gemeentebestuur en een geplande opheffing komt de gemeente op het laatste nippertje alsnog over de brug.

Het lijkt het lot van de Haagse wetswinkeliers te zijn hun werk met het zwaard van Damocles boven het hoofd te moeten verrichten. We waren informeel en inventief, vertelt
Roos, wat hij illustreert het met een anekdote over een ongebruikelijke locatie voor een spreekuur. “Bij gebrek aan een sleutel van het pand waar we waren gehuisvest, hebben we ooit een avond spreekuur gehouden in de vleeswagen van één van de winkeliers’ vader die een slagerij had. De bezoekers sloten netjes aan in de rij die achter de laadklep ontstond.”

Een ander opzicht waarin de oprichters zich onderscheidden van andere wetswinkels in den lande, was dat ze van mening waren dat ze uiteindelijk overbodig dienden te zijn en dat de overheid (of de advocatuur; over die kwestie zijn in de begindagen de nodige hoogoplopende discussies geweest) de taak had om rechtshulp ook voor minder vermogenden toegankelijk te maken.
Roos: “We waren nadrukkelijk gericht op structurele rechtshulp; het helpen van groepen mensen, het veranderen van wetten naast het op individueel vlak problemen oplossen. Al moet ik wel toegeven dat dit we dit ideaal meer als selectiecriterium hanteerden dan dat we werkelijk veel wetswijzigingen hebben kunnen bewerkstelligen.”

Daarbij zocht de wetswinkel samenwerking met andere vormen van welzijnswerk. “Je ontdekte dat er achter een juridisch probleem vaak een heel verhaal schuilt, dat soms niet alleen om juridisch advies, maar des te meer om een vorm van maatschappelijke dienstverlening vroeg.” Er werd samenwerking gezocht met maatschappelijk werk van de gemeente, om een multidisciplinaire aanpak mogelijk te maken.

Wat is er van al die idealen concreet terechtgekomen? Volgens
Roos heel wat. Hij noemt de oprichting van de Bureaus voor Rechtshulp, die in navolging van de wetswinkels tot stand kwam. Ook de sociale advocatuur is in die periode in het leven geroepen, een beroepsgroep die zich op dezelfde groep als de wetswinkel richtte en waar verscheidene oud-winkeliers werk hebben gevonden.
“Tenslotte zijn 18 posten met sociaal raadslieden in Den Haag sterk gejuridiseerd, zodat die maatschappelijk dienstverleners ook hulp op het gebied van juridisch advies konden geven. Onder die raadslieden waren ook ex-winkeliers.”

Stacks Image 200
Stacks Image 222

Stijgende behoefte aan tweedelijns rechtshulp

Die Bureaus voor Rechtshulp, die inmiddels Juridisch Loketten heten, en de sociaal raadslieden van de gemeente zijn tegenwoordig samen met de wetswinkel de belangrijkste partijen die in laagdrempelige rechtshulp voorzien. Daarvan is de wetswinkel de enige die zich nadrukkelijk ook toelegt op rechtsbijstand; er worden brieven opgesteld in naam van de wetswinkel en er wordt geprocedeerd indien dat nodig is. Een faciliteit waarvan de wetswinkel meent dat deze onmisbaar is, getuige ook de recente oprichting van de afdeling Kantonrecht in de wetswinkel.

In de inleidende speech waarin het manifest wordt geïntroduceerd, stelt penningmeester
Maarten Buddingh’ uitdrukkelijk: “Juridisch loketten zijn een onvoldoende waarborg voor rechtshulp, omdat zij niet in tweedelijns rechtshulp voorzien. De rechtswinkels doen dit wel, maar worden nota bene bedreigd door subsidiestops. Wij komen dan ook tot de conclusie dat de toegang tot het recht in gevaar wordt gebracht.”

Op de achtergrond speelt de stelselwijziging van de gesubsidieerde rechtshulp uit 2004 een belangrijke rol; deze hield in dat Juridisch Loketten niet mogen procederen voor burgers, omdat ze daarmee als gesubsidieerde instanties oneerlijk zouden concurreren met advocatenkantoren. Een recente terugkoppeling van deze maatregel door de Erasmus Universiteit wees echter uit dat de advocatuur er in feite geen betekenisvolle voordelen aan heeft overgehouden.

Een belangrijker gevolg is dat burgers hierdoor verstoken werden van de tweedelijns rechtshulp die voorheen werd geboden door Bureaus Rechtshulp. De Haagse Wetswinkel is daarmee de enige partij die op dit moment voorziet in kosteloze rechtsbijstand.

Volgens
Robin Verspaandonk, oud-wetswinkelier en voorzitter in 2008, wijzen de cijfers over het aantal toevoegingen dat werd aangevraagd, toe- en afgewezen in de afgelopen jaren erop dat er juist een stijgende behoefte is aan die tweedelijns rechtshulp. Het aantal verleende toevoegingen door de Raad voor de Rechtsbijstand daalde in twee jaar met ruim 20.000 gevallen. Aan de andere kant is het aantal afgewezen toevoegingen toegenomen. Met andere woorden, een stijgend aantal mensen kan geen beroep doen op gesubsidieerde rechtsbijstand.

Daar zijn twee ontwikkelingen debet aan, vertelt Verspaandonk. De financiële drempel voor de toewijzing van toevoegingen is verhoogd; voor rechtshulp bij een lichte adviestoevoeging is de drempel van van het zogeheten belang van 90 naar 250 euro gegaan, bij reguliere toevoegingen ging die van 80 naar 500 euro.
Verspaandonk: “Dat betekent concreet dat je een vordering van 400 euro, een bedrag waar iemand met een minimumloon wellicht een halve maand van moet rondkomen, niet kunt aanvragen bij een advocaat, maar je die uit eigen zak moet betalen. Daar komt nog een forse verhoging van de eigen bijdrage bij, zodat je tegelijkertijd meer zelf moet betalen, en daarbij een aanzienlijk hoger financieel belang moet hebben om in aanmerking te komen voor financiële ondersteuning.”

Oud-winkelier en juriste
Joyce Hes, in 1981 gepromoveerd op de leemte in de eerstelijnsrechtshulp, ziet daarin een ontwikkeling waarbij men op zoek moet naar laagdrempelige voorzieningen als de wetswinkel. “Er wordt een beroep gedaan op gratis rechtshulp. Die zal je in de eerste lijn proberen door te verwijzen naar een advocaat, maar als je onvoldoende gesubsidieerde rechtsbijstand toegewezen krijgt, zul je toch weer uitkomen bij de wetswinkel.” Verspaandonk: “Mensen die dit niet kunnen opbrengen, moeten naar organisaties als de Haagse Wetswinkel. Die krijgen dus meer op hun bord, maar moeten het met dezelfde middelen doen.”

Ook het rapport van de Erasmus Universiteit over de stelselwijziging van de gesubsidieerde rechtshulp legt dergelijke zaken neer op het bordje van rechtswinkels. Zaken die niet in aanmerking komen voor een lichte adviestoevoeging, zouden volgens de onderzoeksconclusies door rechtswinkels afgehandeld dienen te worden. Juridische Loketten laten het echter volgens het rapport overigens in het grootste deel van de gevallen na om personen met deze vraag naar rechtswinkels door te verwijzen.

Stacks Image 317
Stacks Image 333

Samenwerken met ‘de concurrent’?

Aan het eind van de middag werd de vraag opgeworpen hoe het vanaf hier verder moet met de rechtsbijstandverlening, in het bijzonder wat betreft de rol die de wetswinkel daarin moet gaan vervullen.
Willem Hoyng, hoogleraar Intellectueel Eigendomsrecht aan de Universiteit van Tilburg en advocaat bij Hoyng Monegier LLP, stelde dat de advocatuur “keihard beconcurreerd” zou moeten worden door goedkope rechtshulp. “Dat de stelselwijziging daar een stokje voor steekt, vind ik de grootste onzin. Zo’n maatregel lijkt me bedacht door mensen die graag hun eigen monopoliepositie willen beschermen.”

Het was volgens
Hoyng daarbij belangrijk af te vragen hoe overheidsgeld dat naar rechtsbijstand gaat, het best besteed kon worden. “Concurrentie is goed, maar aangezien daar heel veel voor betaald moet worden door een overheid, moet er goed nagedacht worden hoe dat zo efficiënt mogelijk kan. Kunnen we niet zonder dat juridische loket? Kun je niet beter naar een wetswinkelachtig idee waarbij niet alleen wordt doorverwezen, maar ook echte rechtshulp wordt verleend? Wellicht kun je beter daar je geld in steken dan in hoogbetaalde juridische loketten. Ik heb het antwoord niet, maar er moet wel over nagedacht worden. Wat is het meest effectieve wijze, dichtbij de rechtszoekende, om rechtshulp te bieden?”

Los van de vraag waar het overheidsgeld heen zou moeten, pleitte
Hoyng ervoor om minder het handje op te houden bij de overheid en als wetswinkel op zoek te gaan naar andere vormen van financiering. Bij advocatenkantoren valt volgens hem veel geld te halen, mits je ze op de juiste manier benadert. “Ieder zichzelf respecterend advocatenkantoor moet ervan bewust zijn dat als je niet op je website zet dat je jaarlijks een initiatief als een wetswinkel steunt, je er niet goed op staat.”

Joyce Hes reageerde daarop door te stellen dat advocaten, met name de Nederlandse advocatuur, van oudsher zeer weinig trek hebben om zich in te zetten voor kosteloze rechtshulp. “De kosten van de rechtshulp moeten sterk omlaag, en daarin past een wetswinkel uitstekend, maar ik vraag me af of we daarheen moeten.”

Dick Allewijn, wetswinkelier van 1972 tot 1975 en tegenwoordig rechter en zelfstandig mediator, onderstreept aan het eind van de discussie nogmaals het belang van het voortbestaan van wetswinkels: “De wetswinkel is opgericht voor mensen die de wereld van instituties wantrouwen. Het is de wereld van protocollen, de wereld waarin het uitmaakt op welk briefpapier geschreven wordt, niet de hunne. Zulke mensen moeten geholpen worden door mensen die ze vertrouwen en zullen altijd blijven bestaan, net zoals het nodig zal blijven dat studenten Recht in hun weg naar die instituties een periode van hun leven besteden aan het contact komen met en aan de zijde staan van die wantrouwende mensen. Als advocatenkantoren daarbij bereid zijn tot steun, is dat mooi.”

Een vrolijke uitsmijter van een middag met een sombere ondertoon

Voorzitter van de HWW
Vinay Soeltaansingh zei de privaat-publieke samenwerkingsideeën van Hoyng als een mooie uitnodiging op te vatten, maar wist tevens te melden dat er sinds kort een (weliswaar mondelinge) toezegging van wethouder Van Engelshoven (Onderwijs en Dienstverlening) is voor subsidie in 2013 en de eerste helft van 2014. “Anders dan haar collega Baldewsingh vanmiddag, toonde ze zich overtuigd van het belang van ons onafhankelijk voortbestaan.”
Net als in de begindagen lijkt de gemeente dus alsnog de steun voor de wetswinkel in stand te willen houden, waardoor er in ieder geval de komende anderhalf jaar middelen beschikbaar zijn om op de huidige voet door te kunnen. Waarmee de geschiedenis zich herhaalt, op de valreep, net als in 1973.

Tot slot sprak
Constant Martini, initiatiefnemer en een van de oprichters van de Haagse Wetswinkel, een dankwoord.


Foto's © Robert Huiberts